Maluku is bleeding

Jongeren zetten zich vanuit Nederland in voor de Molukken

Sinds januari 1999 worden de Molukken geteisterd door onlusten. Het dodental stijgt, evenals het aantal vluchtelingen. Familieleden hier staan doodsangsten uit; geld wordt ingezameld en de smeekbedes om hulp zijn veelvuldig en indringend. Wat doen Molukse jongeren?

 

LOLITA KAPEL

‘Halfbloeden of liever: dubbelbloeden, die zijn het fanatiekst,’ grapt Lolita Kapel (29), vrucht van een Nederlandse moeder en Molukse vader: Hollandse nuchterheid gecombineerd met Molukse gedrevenheid. Ze is woordvoerder van de PRMS, de jongerenafdeling van de RMS, die 200 leden rijk is. ‘Jongeren onder elkaar dat praat toch gemakkelijker.’ Drie was ze toen ze voor het eerst meegetroond werd naar de viering van de proclamatie van de Republiek der Zuid Molukken, de RMS, in Den Haag. Het streven naar onafhankelijkheid – nu even opgeschort- blijft belangrijk, maar stopzetting van geweld heeft thans de hoogste prioriteit. Een piepklein zilveren kruisje om haar hals verwijst naar haar protestantse achtergrond. Noodkreten van vooral christelijke zijde bereiken ons via de media, maar stelt ze: ‘Moslims hebben duidelijk ook te lijden.’ Een paar dagen geleden sprak ze haar tante in Ambon. Op de achtergrond geweersalvo’s. Vaak zijn de telefoonverbindingen slecht. Geen gehoor is paniek: leven ze nog? De banken zijn afgebrand, de bewegingsvrijheid vanwege sluipschutters uiterst beperkt, het eten schaars… ‘Soms denk ik op mijn werk – een tehuis voor ‘moeilijke kinderen’- zeur toch niet, als ze niet willen eten.’ De Molukken, ze staat er mee op en gaat ermee naar bed. In mei 1998 -voordat de onlusten uitbraken- bezocht ze voor het eerst het land van haar opa, een voormalig KNIL-militair. Indrukwekkend: de zoete geuren, praal aan kleuren, de geluiden… ‘Ik voelde me er meteen thuis.’ Uitverkoren om deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma hield ze haar openingsrede, waarin ze vertelde uit welke kampong zij kwam-of eigenlijk haar opa, in het Maleis. Klaterend applaus. ‘Ze vonden het mooi dat zo’n blanke hun taal sprak; maar ze zeiden wel dat ik iets netter moest praten. Ons ‘soldatenmaleis’ klonk hun grof in de oren.’ Regeringen van Nederland en Indonesie hoopten dat de Nederlandse jongeren hun RMS ideaal zouden laten varen als ze zagen hoezeer de Molukken floreerden. Ijdele hoop. Een strak geregisseerd programma kon niet voorkomen dat ze de economische malaise en de onderdrukking haarscherp opmerkte. Hoe dachten jongeren daar over RMS? ‘Velen meenden: dat zijn criminelen met lange haren. Maar als je vroeg naar zelfbeschikking, dan stonden ze daar wel achter. De RMS is lang verboden geweest. Andere jongeren vroegen uit zichzelf: hoe is het met de RMS?’ Onze taak is spreekbuis zijn van de mensen daar; zij beschikken niet over internationale contacten, stelt Lolita. Acties van de PRMS richten zich meer dan voorheen op het buitenland. Smeekbedes om interventie worden in de vorm van emails gestuurd naar Europese lidstaten en de VN. Aan Nederland de taak -’want die kan niet alles in zijn eentje natuurlijk’- te lobbyen bij de andere VN-lidstaten, vindt ze. Waar mogelijk ondersteunt de PRMS kleinere acties in het land. In Nijmegen liep Lolita onlangs de intocht van de Vierdaagse mee, spandoeken met de tekst Maluku is Bleeding hoog in de lucht gestoken. Onder tromgeroffel van de tifa’s klonk indrukwekkend het strijdlied Henna Masa Waja: vroeger bij thuiskomst van de krijg gezongen. Lolita: ‘ We laten elkaar nooit vallen. ‘t Mooiste zou zijn een tv-actie. Geld inzamelen voor humanitaire hulp, niet voor wapens, dat is geen oplossing. En om nogmaals de aandacht te vestigen op de noodzaak van internationale interventie. Ons volk wordt uitgemoord.’

NADIA TUANKOTTA

‘Hier ben ik op vakantie, daar is mijn land.’ In 1995 zette Nadia Tuankotta (19) voor het eerst voet aan wal op Ambon in het kielzog vsn ouders en broertje. Voorzichtig wennen: logeren in een hotel en elk dag uit eten in een restaurant, vonden haar Molukse ouders. Tot grote ergernis van haar vader at ze weken lang alleen maar patat; pas later waagde ze zich aan inheemse spijzen. Door heimwee gekweld bekeek ze bij terugkomst dagelijks de videobeelden. ‘Het heeft wel anderhalf jaar geduurd voor het voorbij was.’ Van wat er op de videobeelden te zien is, is nu weinig over. Sinds ze daar is geweest is merkkleding minder vanzelfsprekend, evenals uitgaan en denkt ze bij elke hap eten die ze in haar mond steekt aan de voedselschaarste daar. Af en toe is er contact met de oom die lange tijd bij hen heeft gelogeerd. ‘Ik wil hem zoveel vragen, maar klap dicht aan de telefoon. Mijn vader zegt dat ie afgeluisterd wordt.’ Sinds kort is ze persvoorlichter van de pril opgerichte Vrije Molukse Jongeren die ook de naam Molukse Jongeren 2000 gebruiken en twintig leden telt, varierend in leeftijd van 15 tot 35 jaar. Voornamelijk christelijke jongeren, maar moslims zijn van harte welkom. ‘Hoe we daar tegenaan kijken? Gewoon. Wij maken geen onderscheid. Jammer dat we er zo weinig contact mee hebben. ‘ Waarom twee namen? De naam Molukse Jongeren wordt gebruikt bij demonstraties, verklaart ze. Zo deelden ze bij de Rai aan evangelisten uit alle windstreken flyers uit met bloedige plaatjes van slachtofffers erop. Opengereten lijven, onthoofde rompen… De reacties op de flyers verschillen: sommige knielen terstond om te bidden, anderen verfrommelen het papier onverschillig. De tekst naast de foto’s luidt: ‘Roep deze gruwelijkheden die al 2 jaren duren een halt toe: Internationale Interventie. En in vette letters: Uw ogen hiervoor sluiten maakt u medeplichtig! Eigenlijk zouden de gruwelijke beelden op tv getoond moeten worden, zodat men ziet wat daar echt gebeurt, vinden deze jongeren. Andere activiteiten die ze ontplooien zijn het organiseren van herdenkingsbijeenkomsten en benefietconcerten om geld in te zamelen. Wat vinden ze van geld voor wapenzendingen? Nadia, diplomatiek: ‘Ze moeten daar zelf weten wat ze met het geld doen.’ Een collega die het hele interview namens de organisatie stenografeert, vraagt retorisch: je laat je familie toch niet uitmoorden? De naam Vrije Molukse jongeren wordt gereserveerd voor ‘harde’ acties. Nadia: ‘Zoals laatst in Den Haag toen we het gebouw van de EU bezetten.’ Die naam roept reminiscenties op aan de Vrije Zuid Molukse Jongeren, die in de jaren 70 betrokken waren bij de kapingen. Is die naamgeving wel helemaal strategisch? Nadia: ‘We krijgen altijd vragen over die kapingen: gaan jullie dat ook doen?’ En? Alles wat we doen is legaal, souffleert de stenograaf. Nadia: ‘Ja, alles is legaal.’ Tikje onheilspellend: ‘Maar je kan nooit in de toekomst kijken.’

YAMANI LESTELULU

Hij zit voor een hertentamen. ‘Nee, met mijn inspanningen voor de Molukken heeft dat niets van doen.’ Yamani Lesteluhu (21) studeert Communicatie Creatief aan de Ichthus Hogeschool te Rotterdam. Van de daar opgedane kennis maakte hij handig gebruik bij het opstellen van een communicatieplan voor de organisatie van een stille tocht in Ridderkerk, zijn woonplaats. Dat de pers zijn woorden uit het persbericht overnam gaf wel een kick. Yamani verleent hand en spandiensten aan de lokale humanitaire hulporganisatie HuMa (Hulp voor Maluku). ‘Die hulp is hard nodig, volgens de laatste berichten is er een groot beddentekort in de vluchtelingenkampen en opvangcentra,’ zegt hij bezorgd. Yamani is moslim. ‘Ongeveer twee procent van de Molukse bevolking hier is dat,‘ rekent hij voor. Berichtgeving over de Molukken via de media is vaak eenzijdig; vooral over wat er aan christelijke zijde gebeurt wordt bericht, merkt hij op. ‘Dat komt waarschijnlijk door de bestaande netwerken die de pers en omroepen als de NCRV hebben met organisaties en personen daar.’

Maar ook aan de moslimzijde zijn de slachtoffers talrijk: ‘Kinderen kunnen niet naar school, mensen worden afgeslacht, zijn dakloos, er zijn geen medicijnen, mensenrechten worden grof geschonden…’ Wekelijks is er contact met de familie daar; zijn tante die in Jakarta een goed heenkomen heeft gezocht vertelt het laatste nieuws, dat zojuist gearriveerde vluchtelingen meebrengen. ‘We moeten ons hier niet laten meeslepen door sentimenten en emoties die oplaaien als je de berichten hoort.’ Gebeurt dat dan? Voorzichtig: ‘Nee. Maar we moeten het voorkomen, zorgen dat niet gebeurt wat daar gebeurt.’ Van animositeit tussen christen en moslimjongeren in Nederland weet hij niets. ‘We moeten de dialoog aangaan, jongeren onderling hebben weinig contact. De eerste en tweede generatie hebben sterkere banden vanwege een gemeenschappelijk kampleven en tradities ; de derde generaties zijn veel individualistischer opgevoed.’ Juist dat de derde generatie praat is belangrijk, benadrukt hij nog eens. ‘Wij moeten met elkaar verder leven.’ Moslim jongeren hebben zich niet zoals de christelijke Molukse jongeren -ofschoon onder een andere dan religieuze noemer- verenigd om hulp te bieden en steun te verlenen aan de Molukken. Hoe dat komt weet hij ook niet. Twee keer bezocht hij het land van zijn KNIL-opa’s, kwamen de plaatjes van witte stranden, wuivende palmen en ruisende zee tot leven. ‘Leuk om mijn familie te zien.’ Maar hij zou er niet willen wonen. ‘Nee, het is een ontwikkelingsland; je hebt daar toch minder kansen.’ Wat hij zag is niet meer: verwoest. Op persoonlijke titel stelt hij -want daar denkt men er verschillend over- dat interventie nodig is. Wapens sturen is evenwel taboe: ‘Dat is olie op het vuur; ik zou het mezelf niet vergeven als met die wapens familieleden omgebracht worden. Hij hoopt op medestand van ook de Nederlanders; in Ridderkerk doneerden ze gul tijdens een collecte, toch was er een enkeling die zei: ‘Ik geef niet aan treinkapers!’. Wat heeft dat met de situatie op de Molukken nu te maken, had hij zich afgevraagd.

Ellen de Vries

M E T R O, Dinsdag 15 augustus 2000