De flexplek

Hij liep naar zijn bureau. Het was overdekt met mappen, boeken, paperassen, catalogi. Hij legde zijn tas in de boekenkast, hing zijn jasje op, keek naar de chaos en haalde twee stoelen naar zijn bureau, die hij met de voorkanten tegen elkaar schoof, naast de plek waar hij zat.Zijn bureau: overdekt met mappen, boeken en paperassen. Hij hing zijn jasje op en keek naar de chaos… (Uit: Het Bureau)
De Journalist, 3 november 2006, Lees hier verder